Op bedevaart gaan doe je niet zomaar. Ik ging op pad omdat ik dat al twee jaar eerder had afgesproken met mijn vriend. Dat was in een stationscafé op het Utrechtse Centraal station. Door de coronatijd is het uitgesteld, toch was het deze september weer mogelijk. Mijn vriend ging met zijn moeder en ik mengde mij alleen tussen de andere reizigers in de touringcar. En die stond bij het parkeerterrein aan de rand van Den Bosch. Ik besloot dicht bij de achterdeur te zitten, mijn vriend en zijn moeder namen plaats voorin de bus.
We zouden in de loop van de middag met het vliegtuig opstijgen richting het Franse Lourdes. De busrit naar het Maastrichtse vliegveld was nog twee uur verwijderd van mijn opstapplaats. Dat we niet zonder boekje het vliegtuig werden ingestuurd, werd duidelijk net voor we onze spulletjes moesten neerleggen op de zwarte bak. Het Lourdesboekje, boordevol interessante bedevaartsinformatie, kreeg ik van een reisleider in de hand gedrukt. Dit was toch wel een goed begin. Nu kon ik mij een beetje inlezen wat mij straks zou verwonderen. Ik zou er later in het vliegtuig ook uit lezen om vooral niet uit het raampje te hoeven kijken.
Op ongeveer 25 kilometer van Lourdes waren we geland en stonden minstens vier touringcars klaar om ons naar de bedevaartsplaats te vervoeren. Om iets na half zes kwamen we aan in ons hotel nabij het Garve-riviertje van de stad. De andere touringcars reden naar andere hotels, waarvan er zich minstens zes moesten bevinden. Dat geeft wel aan dat het een goed bezochte bedevaartsplaats is. Komende dagen zou er een lopend programma zijn, dat ik thuis al had ingekeken in het boekje. Ik had besloten niet altijd met mijn vriend op te trekken, er waren andere pelgrims die ik zou willen leren kennen.
Het was zonnig weer toen we van ons hotel naar de Bernadettekerk liepen. Het oversteken van het riviertje, was niet bijzonder, wel dat ik de katoenen doek in een stok mocht dragen de grote kerk in. Het lukte net met mijn twee handen. Met een beetje koppijn had ik de afgelopen nacht overleefd, wat nog steeds een beetje in mijn hoofd rondspookte. Na de kerkdienst liep ik ook weer terug het pleintje op waar de stok met vaandel van mij werd overgenomen.
Het programma gaf een stadswandeling door Lourdes aan. De hogergelegen begraafplaats bereikte we met rolstoelers en lopers door twee liften te gebruiken. Heel apart, dat het zo in een doodlopend steegje was gebouwd. Het omhoog duwen zou de rolstoelrijders wel wakker houden in de warme zon. Het zou niet het laatste tochtje worden. Op de begraafplaats was er uitleg van Joke Hoekman, van de reisleiding. Behalve uitleg over de begraven personen, zouden we nog een aantal stops houden. Er volgde een museum dat een galerij was geweest om heilige beelden uit te hakken. Een paar straatjes lager lag het huisje van Bernadette, waar Lourdes haar woonplaats was, heeft gewoond. Het kleine bed en keukentje gaf een kijkje in een huishouden van twee eeuwen geleden.
Een lichtprocessie in het donker wilde ik wel met Lodewijk en zijn moeder bezoeken. En natuurlijk ook meelopen met kaars en papieren lampion. Toch sloot ik mij aan bij Merie, met wie ik klaar stond op het grote plein voor het Heiligdom van deze stad. Om precies negen uur liepen we een rondje terug naar de lange oprijlaan en eindigend weer op het grote plein. De lange kaars was inmiddels zo klein wat precies goed uitkwam, de stank van opgebrand kaarsvet was duidelijk waarneembaar. Toch wilde ik de kaars bewaren, de gele lampion met tekst was leuk om te zien.

Om twee diensten op een middag bij te wonen had ik niet eerder meegemaakt. De kerkdienst in de ondergrondse hal was buitengewoon bijzonder. Met de sacramentsprocessie om vier uur liepen we in groepen vanaf het plein tegenover de grotten en eindigde met een korte zangdienst. Dat het zingen doorging in het hotel kwam ik 's avonds achter. De hele groep was in een kring gaan zitten met kleine tafeltjes in het midden. Er werden oude Hollandse oldies gezongen uit een gedrukt boekje dat iedereen in de hand kreeg gedrukt. Vooral de Sambaballensamba van Andre van Duin is mij nu nog bijgebleven.
Een dagexcursie wilde ik niet missen. De busrit over de weggetjes door de Pyreneeën naar het dorpje Gavarnie in de bergen moest ik beslist zien. Alle zitplaatsen waren bezet, want ook uit andere hotels werd de excursie aangeboden. De stop bij een restaurant dat vanaf de parkeerplaats in een kwartier te lopen was, zou mijn eerste kop koffie worden deze dag. Er was gezegd dat we nét niet in Spanje zouden komen, wat eerder wel was gezegd er te zullen komen. Toch was de brug uit 1850 en het plaatsje Gavarnie beslist niet verkeerd. Het dorpje was klein en had een mini kerkje met mini begraafplaats. Hier waren alleen de dorpelingen begraven, vermoed ik. De terugweg was dezelfde route als de heenweg wat nog eens werd omgeroepen door de reisleider in de microfoon.
Een bijeenkomst in een ander hotel en op zes minuten loopafstand wilde ik beslist bezoeken. De uitstraling van het hotel was moderner dan van ons, alleen de zaal in de kelder was wel warm om in te gaan zitten. Ervaringen van Lourdes pelgrims werden verteld, wat niet betekende dat iedereen mocht vragen of antwoorden op wat er verteld werd. Na een uur en tien minuten liep iedereen de zaal uit.








